De afgelopen jaren ben ik veel de hort op geweest. Weg van huis. En als ik niet weg (lees: op de vlucht voor mezelf) was, dan haalde ik mensen in huis. Al van jongsafaan heb ik mijn ruimte leren delen en er waren eigenlijk altijd mensen over de vloer. Sommigen zelfs voor een tijdje, zoals twee meiden uit Noord Ierland. De ene protestant, de ander katholiek. Of we hadden een familie over de vloer omdat hun huis deels was afgebrand.
Pas de laatste jaren merk ik wat al dat delen en steeds onderweg zijn met me doen. Ik merk dat ik een eigen ruimte mis en ook heel hard nodig heb. Ik ben steeds op de vlucht geweest in plaats van echt op reis te zijn. Nu waan ik me een paar jaar in Yogaland, waar het heel gewoon is te zeggen dat je je eigen thuis bent en je eigen tempel. Allemaal goed en wel, maar ik sta met beide voeten op aarde en niet tussen de eenhoors, regenbogen en elfjes. Ik heb een paar vierkante meter nodig die ik kan claimen om te zijn om me op die manier thuis te voelen en thuis te komen. Ook in mezelf.
Zelfs in alle huizen die ik heb bewoond, heb dat niet ervaren. De mogelijkheid was er, maar ik vond dat het niet nodig was, vond het te veel gevraagd, dan zou ik ruimte inpakken en ga zo maar door. Daar kom ik nu op terug. Ik heb het nu nodig mezelf te dompelen in een ruimte waar mijn boeken en andere spullen zijn, waar ik kan zijn. Waar mijn energie hangt, waar ik kan ontladen en ontladen. Waar ik een veilige haven en basis kan creëren voor en in mezelf. Dat is voor mij thuis. Ik heb het voor nu nodig om te weten waar ik mijn hoofd te rusten leg vannacht om een basis te creëren in mezelf. En als die stevig genoeg is, dan neem ik die overal mee naar toe. Maar nu even niet.
Een paar weken terug werd me dat goed duidelijk. Mijn vriend leeft momenteel in de camper. Wanneer je een camper van plek naar plek verplaatst, blijf je omgeven door jouw eigen spullen en blijft jouw slaapplaats hetzelfde. Dat is wat ik ook onderweg naar de vierde Vipassana retraite heb ervaren. Ik heb een paar nachten in mijn auto geslapen. Dat was vrijheid, dat was thuis. Ook tijdens de retraite had ik een vaste slaapplek.
Na terugkomst heb ik in een paar weken tijd mijn hoofd op vier verschillende plaatsen te rusten gelegd. Daar had ik zo mijn redenen voor, maar de voornaamste was dat ik weg wilde van de onrust om me heen. Maar als je onrust om je heen ervaart, dan zit dat vooral in jezelf. Dus... wederom wilde ik weg van mezelf en deed ik er alles aan om maar niet thuis te hoeven zijn.
Toen ik dat besefte, wist ik niet hoe snel ik terug moest naar de stacaravan. Er zijn nu meer mensen dan anders hier, dus meer geluid en activiteit, maar ik heb hier wel mijn eigen ruimte. Steeds van plek naar plek verkassen in de hoop daar rust te vinden, dat werkt niet. Het is aan mij om rust te vinden in wat ik als onrust ervaar. En het enige dat ik te doen heb om daarmee te zijn, is thuis te blijven. Thuis in een fysieke ruimte om (me) thuis in mezelf te voelen. Hier op aarde.
Lieve groet & Namasté,
Vera